Deze opleiding is helaas geannuleerd omwille van de coronapandemie. Op dit moment hebben we nog geen zicht op nieuwe data, maar zodra dit wel het geval is brengen we jullie op de hoogte.
Locatie: Militair Hospitaal Neder-over-Heembeek
In maart 2021 plannen we een tweedaagse monodisciplinaire operationele opleiding rampenmanagent discipline 2. Tijdens deze tweedaagse opleiding wordt de minimaal noodzakelijke kennis voor elke PIT- of MUG-verpleegkundige en MUG-arts betreffende de eerste opvang bij grootschalige incidenten bijgebracht.
Het maximaal aantal inschrijvingen is 80 personen.
Het theoretische luik vindt plaats op 10 maart 2021. Het praktische luik wordt opgedeeld in twee dagen. Op 11 maart komt de eerste groep (40 personen) aan bod, op 12 maart groep 2 (40 personen).
De opleiding gaat door in het Militair Hospitaal Koningin Astrid, Bruynstraat 1 te Neder-over-Heembeek.
Kostprijs: 185 euro.
Meer informatie: mevrouw Chris Van den broeck | christine.vandenbroeck@campusvesta.be | Tel. +32 3 205 19 50
De coronacrisis heeft ons dagdagelijks leven nog steeds in zijn greep. Op een feestelijke wijze de getuigschriften uitreiken zal dit jaar dan ook geen optie zijn.
Dat maakt ons uiteraard niet minder trots op onze nieuwe lichting experts in het rampenmanagement.
We hopen nog vaak van hen te horen in het werkveld!
Van harte gefeliciteerd !
Discipline 5 heeft een cruciale taak in een noodsituatie: snelle en correcte informatie aan de bevolking kan levens redden. Daarom is het essentieel dat iedereen toegang heeft tot deze informatie. Om deze toegang te verzekeren, dient discipline 5 inclusief te communiceren en zich tot een zo breed mogelijk publiek te richten, ongeacht leeftijd, geslacht, nationaliteit, herkomst, handicap, … In deze thesis onderzoek ik de mogelijkheden voor inclusieve crisiscommunicatie. Daarbij leg ik de focus op de eerste communicatie bij een noodsituatie, de zogenaamde reflexcommunicatie. Beperkte tijd, middelen en informatie maken deze communicatie extra uitdagend voor discipline 5. Toch maakt de inhoud van deze communicatie – die vaak cruciale (levensreddende) adviezen bevat – het net bijzonder belangrijk dat deze informatie iedereen bereikt.
Op basis van goede praktijken uit het buitenland en andere sectoren, aangevuld met waardevolle ervaringen uit de coronacrisis, bestudeer ik in deze thesis hoe discipline 5 ervoor kan zorgen dat zoveel mogelijk personen de eerst communicatie in een noodsituatie ontvangen (kanaal), begrijpen (taal) en opvolgen (inhoud). Het hoofstuk ‘Kanaal’ geeft aanbevelingen om zowel de toegankelijkheid van de huidige alarmeringskanalen als het bereik van reflexcommunicatie te verhogen. Meertalige communicatie, het belang van helder taalgebruik en visualisatie komen in het hoofdstuk ‘Taal’ aan bod. Tot slot vormen de verschillende barrières die een persoon kunnen beletten een handelsreflex uit te voeren – en hoe deze te verhelpen –, de focus van het hoofdstuk ‘Inhoud’.
Op basis van mijn bevindingen formuleer ik aan het einde van deze thesis een reeks actiepunten voor discipline 5, om ervoor te zorgen dat inclusieve crisiscommunicatie de nieuwe norm wordt.
In deze thesis ga ik op zoek naar de succesfactoren met het oog op een hedendaags en relevant interventieplan voor de brandweer. Zulk een plan moet een effectieve meerwaarde betekenen, zowel voor de brandweer als voor de andere disciplines. Een monodisciplinair interventieplan structureert immers de inzet van de eigen discipline en maakt deze organisatie ook transparant naar de eigen medewerkers én naar de overige disciplines.
Verschillende monodisciplinaire interventieplannen van andere disciplines zijn vaak reeds enkele malen herzien. Ze dragen dus al geruime tijd bij aan de organisatie van de hulpverlening van die disciplines en bevatten veel praktijkervaring. De analyse van deze monodisciplinaire interventieplannen is de kern van deze studie. Er wordt echter ook rekening gehouden met verplichtingen en aanbevelingen van de wetgever, in de eerste plaats met betrekking tot de monodisciplinaire interventieplannen, maar daar niet strikt toe beperkt. De twee voornaamste werkdocumenten die zouden kunnen doorevolueren naar een provinciaal, Vlaams of federaal interventieplan voor de brandweer, worden bij uitbreiding ook geëvalueerd.
Als centrale onderzoeksvraag geldt: ‘Welke elementen van andere monodisciplinaire plannen zijn sterk en dienen geïntegreerd in een hedendaags monodisciplinair interventieplan voor discipline 1?’
De aanbevelingen in deze thesis kunnen fungeren als concreet beleidsadvies: het kan de auteurs van monodisciplinaire interventieplannen voor de brandweer helpen om een zo waardevol mogelijk plan uit te werken. Een groot aantal elementen kan echter ook nuttig zijn voor andere disciplines die hun monodisciplinair plan willen uit- of bijwerken.
In 2014 nam een Belgisch Disaster Victim Identification (DVI) team deel aan het identificatieproces van alle dodelijke slachtoffers na de ramp met de MH17 van Malaysia Airlines. De slachtoffers waren van Oekraïne overgebracht naar een militaire kazerne in Nederland waar een internationaal DVI-team was neergestreken om de slachtoffers te identificeren. Een dergelijke aanpak inspireerde het Belgische DVI-team ertoe om een soortgelijke werking op poten te zetten voor de aanpak van een Mass Fatality Incident (MFI) in België.
Naast deze operationele behoefte is er ook een strategische behoefte voor België om een dergelijke aanpak te organiseren. De NAVO verwacht van haar lidstaten dat zij de weerbaarheid van hun staatsbestel vergroten om op die manier de volledige alliantie te versterken. Hiervoor moeten de lidstaten werk maken van zeven thema’s waar de aanpak van een MFI er een van is.
Het doel van dit eindwerk is om te bepalen hoe ver België staat in deze aanpak van een MFI en wat de rol van Defensie daarin kan zijn. Om dit te gaan bepalen heb ik een studie gemaakt van de bestaande literatuur hieromtrent en heb ik gesprekken gevoerd met de verschillende spelers in het verhaal. Civiele Veiligheid heeft de lead genomen in deze besprekingen en zette alle spelers rond de tafel. Daar werd bepaald dat elke provincie een aantal locaties zou doorgeven waar DVI georganiseerd zou kunnen ontplooien.
In het buitenland wordt een CP-Med reeds jaren met succes ontplooid bij grootschalige incidenten en rampen. In België ontplooien discipline 1 en 3 eveneens een dergelijke monodisciplinaire werkcel. Hun ervaring is zeer positief en ze adviseren de medische discipline hetzelfde te doen. Dit eindwerk zal trachten aan te tonen of de uitbouw van een CP-Med een meerwaarde kan bieden voor de operationele werking van discipline 2 op het terrein.
In de noodplanningswereld is het begrip informatiemanagement de afgelopen jaren begonnen aan een steile opmars. We zien dat op operationeel en lokaal niveau een hele resem aan goede praktijken omtrent crisisbeheer ontwikkeld werden, die stilletjes aan ingang vinden over het hele land. Begrippen zoals beeldvorming, statusbord en vergaderklok vormen de basis van de opleidingen crisisbeheer in ons land en dat begint stilaan zijn vruchten af te werpen. Het crisisbeheer op lokaal en operationeel niveau professionaliseert steeds sterker en kan het hoofd bieden aan veel van de uitdagingen in de 21ste eeuw.
Het nationale niveau kan uiteraard niet achterblijven, maar heeft het moeilijk om een gepaste macro-invulling van het concept informatiemanagement dat aansluit bij de heersende methodieken op het lokale niveau. Een Nationaal Crisiscentrum, in volle expansie, moet inzetten op een vooruitstrevende implementatie van informatiemanagement en crisisintelligence binnen de structuren van het nationale crisisbeheer. Idealiter moet het Nationaal Crisiscentrum de voortrekker zijn van nieuwe methodologieën, technologieën en technieken in België
Hoe een dergelijk informatiemanagementsysteem er kan uitzien, vormt het onderwerp van dit eindwerk
Bij brand is rookinhalatie een veelvoorkomende oorzaak van cyanidevergiftiging met ernstige letsels en de dood tot gevolg. In veel gevallen van rookinhalatie wordt cyanide in toegenomen mate erkend als een belangrijke giftige stof.
Vlaamse MUG-diensten hebben onvoldoende antidota aan boord om grootschalige chemische incidenten het hoofd te kunnen bieden. Vaak hebben zij slechts een beperkte hoeveelheid medicatie en antidota bij om één (uitzonderlijk 2) patiënten te kunnen behandelen. Bij blootstelling is het immers van kritisch levensbelang dat de slachtoffers zo vlug mogelijk en bij voorkeur reeds prehospitaal, het juiste antidotum toegediend krijgen. Deze antidota dienen dan ook in de MUG-voertuigen zitten zodat ze bij grootschalige incidenten ook onmiddellijk op het terrein beschikbaar zijn.
Momenteel is het CBRNe Medical Team (MT) van defensie, de enige MUG-dienst in België met CBRNe capaciteit. Gezien de aanzienlijke aanrijtijden in geval van een ernstig incident, kwam de bedenking of het dan niet aangewezen is om een soortgelijk middel in te richten onder de noemer van een referentie-MUG. Al dan niet in dezelfde configuratie als de CBRNe MT. Echter voldoende medische kennis, ervaring bij het gebruik en toediening ervan is eveneens een vereiste. Het gaat met andere woorden ook niet alleen om antidota ter plaatse te brengen, maar ook de kennis om hier adequaat mee om te gaan.
Om aanzienlijke aanrijtijden te vermijden zoals tot op heden bij de CBRNe MT het geval is, kan ook bekeken worden om een referentie-MUG per sector in te richten.
In dit eindwerk onderzoek ik het bestuur en ontwerp van een organisatienetwerk om crisismanagement en -communicatie bij een langdurende crisis aan te pakken. Op basis van een gevalstudie bekijk ik vanuit een egocentrisch netwerk perspectief de BZA als een High Reliable Organization dat deel uitmaakt van een breder netwerk van netwerken (cf. Nowell et al., 2019; van den Oord et al., 2020). Op basis van een theoretisch kader volgt een kwantitatieve netwerkanalyse van BZA waarmee ik de structuur en het bestuur onderzoek om na te gaan welke organisatieeenheden (departementen) binnen en buiten het BZA-netwerk hebben samengewerkt tijdens de eerste golf van de corona pandemie. Daarbij wordt er gekeken naar de manier van een netwerkaanpak en zijn eventuele voordelen tov reguliere crisiswerking. Aansluitend worden er aanbevelingen geformuleerd hoe verschillende nood- en hulpdiensten zich kunnen voorbereiden op een tweede golf en welke lessen we moeten trekken naar het bestuur en ontwerp van HRNs.
Aanbevelingen voor een preventief beleid rond ontstaan en escalatie van natuurbranden.
Onbeheersbare natuurbranden komen steeds vaker in het nieuws. We herinneren ons allemaal de branden in Californië, het Amazonewoud en Australië van het voorbije jaar. Vaak hebben deze grote ecologische én menselijke gevolgen.
In dit werk wordt nagegaan hoe we deze rampen zoveel mogelijk kunnen voorkomen (preventie van ontstaan) maar ook wat we preventief kunnen doen om ervoor te zorgen dat natuurbranden,als ze dan toch zijn ontstaan, niet uitgroeien tot onbeheersbare branden (preventie van escalatie).