EINDWERK: Communicatie met buitenlandse MUG-diensten in rampsetting. | Hilde Vaninghelandt
Radiocommunicatie in de hulpverlening is een zeer belangrijk gegeven. Zeker in het kader van rampenmanagement. Doordat België omgeven is door tal van buurlanden is het niet ondenkbaar dat samenwerking met deze landen een feit is. Het is niet zo eenvoudig om samen te werken met een buurland. Enerzijds stuit men op een taalprobleem, anderzijds hebben deze buurlanden vaak een andere manier van werken. Radiocommunicatie is daarom geen eenvoudige opdracht. Ieder land communiceert met zijn eigen systeem en daarom wou ik gaan uitzoeken via dit eindwerk of het mogelijk is om te gaan communiceren via de radio met elkaar. Niets is vervelender, en zeker in rampsetting om geen of slechte communicatie met de verschillende hulpverleners te hebben. Om een oplossing te vinden op dit probleem moest ik eerst een beeld gaan krijgen wat de wetgeving hierover zegt in België en Europa. Hierbij werd er ook gezocht naar grensoverschrijdende overeenkomsten. Daarnaast werd er een vergelijking gemaakt tussen de werking van de verschillende landen in kader van rampsetting. Kennis hierover hebben kan heel wat misverstanden en frustraties vermijden. Bij het maken van de vergelijking werd er vertrokken vanuit West – Vlaanderen dit omdat het ziekenhuis waar ik werk in West – Vlaanderen ligt en de landen Nederland en Frankrijk grenzen aan deze provincie.
Vervolgens werd onderzocht wat de bestaande middelen zijn en of deze middelen worden aangepast. Daarnaast werd er gekeken of alternatieven gebruikt worden bij de communicatie.
Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de wetgeving weinig tot niets weergeeft over hoe de communicatie tot stand moet komen. Ook op Europees vlak bestaat er weinig tot niets. De grensoverschrijdende communicatie kan geplaatst worden onder het Schengenakkoord en het akkoord van Den Bosch, maar concreet is er niets geregeld.
Tetra is een standaardnorm die op Europees gebied werd vastgesteld, maar door een beperking aan budgettaire middelen is deze norm nog te weinig uitgebouwd waardoor grensoverschrijdende communicatie met eigen radiosystemen nog niet mogelijk is. Misschien naar de toekomst toe wordt dit nog verder uitgebouwd indien de budgettaire middelen voor handen zijn.
De radiocommunicatie tussen België en Nederland staat al een stap verder dan de radiocommunicatie tussen België en Frankrijk. Er bestaat een koppeling tussen een Belgisch netwerk en een Nederlands netwerk, dat goed werkt. Wel wordt de vraag gesteld, indien er een ramp zou zijn of deze even goed stand houdt. Ook is de procedure niet voldoende gekend om de koppeling tussen deze netwerken aan te vragen. In geval van ramp is er een totaal andere manier van werken. De oorzaak ligt hier deels doordat een ambulancier en een verpleegkundige de ambulance bemant die werkt op basis van protocollen.
Tussen België en Frankrijk zijn er problemen op het gebied van radiocommunicatie. Momenteel is er geen manier om te gaan communiceren via de radio tenzij via het hulpcentrum 112. In geval van communicatie tussen de verschillende hulpverleners wordt er gebruik gemaakt van gsm in om de overdracht van informatie sneller te laten verlopen, dit vooral in regulier werking. In rampsetting is dit moeilijker omdat de netwerken vaak overbelast zijn. Hulpverleners die vaak samenwerken met Frankrijk hebben wel degelijk nood aan een manier om sneller en minder omslachtig te gaan communiceren. Helaas ligt de oplossing hiervoor niet zomaar voor het rapen en bieden de gesprekken die lopen om de radiocommunicatie te gaan bevorderen voorlopig geen antwoord.
Ik wil met dit eindwerk aantonen dat de hulpverlening grensoverschrijdend eigenlijk nog in zijn kinderschoenen staat. Er wordt te weinig aandacht gegeven aan het feit dat de hulpverlening in de grenszones kampen met het probleem dat radiocommunicatie vaak ontoereikend is en ze hiervoor alternatieven moeten gaan zoeken die vaak omslachtig zijn.