EINDWERK: Een model voor gestructureerde besluitvorming bij de brandweer. | Jan Van Roey
Een oproep voor een gebouwbrand in de oude binnenstad van Antwerpen… Onderweg blijkt het te gaan om een brand van een terras op de vierde verdieping van een appartementsgebouw. ‘Vierde verdieping: een middelhoog gebouw. In de oude binnenstad. Dat kan lastig worden om bij de brand te geraken’, denk ik tijdens het aanrijden. ‘En wat met de brandwerende scheidingen tussen de verdiepingen?’ Bij aankomst met de commandowagen blijkt het om een recent gerenoveerd historisch pand te gaan. De eerste autopomp en de ladderwagen zijn dan al aangekomen. Een afleg met hoge druk was bevolen door de ervaren sergeant. De manschappen zijn volop bezig. Vlak erna komt de tweede autopomp, met ervaren adjudant, aan. Ik merk dat de aanval stokt: de manschappen geraken voorlopig niet verder dan de voordeur van het appartement op de vierde verdieping – moeilijkheden om de slang door de traphal naar boven te brengen. Ik merk dat de traphal perfect in orde is, er is zelfs een natte stijgleiding met muurhydranten aanwezig. Maar de traphal zit wel ingewikkeld in elkaar: tot helemaal achteraan in het pand, en dan weer naar voor, veel draaien en keren. Het appartement blijkt dan nog een duplexappartement te zijn, waarin de trap gelegen is dwars op de gemeenschappelijke traphal. Dus nog eens bijna twee keer de breedte van het pand in afstand erbij, met nog wat extra hoeken en kanten. ‘Waarom is het bevel niet gegeven om O-bundels te gebruiken? Op de vierde verdieping is een muurhydrant, de stijgleiding is gloednieuw, in perfecte staat. Dan zijn er geen problemen met het doorgeven van de slang.’ Beide bevelvoerders antwoorden dat ze een brand op de vierde verdieping altijd aanvallen met een hoge druk. En dat de manschappen van de ladderwagen beter hadden moeten helpen.
Hoe komt het dat zulke ervaren bevelvoerders, met zoveel expertise in binnenbrandbestrijding, zowel in Brandweer Zone Antwerpen, als op Campus Vesta, toch vasthouden aan hun gewoonte, en niet verder naar de omgeving en middelen kijken? Ze staan er zelfs niet bij stil dat een andere optie mogelijk was. De signalen uit de omgeving (stijgleiding, moeilijke traphal, vierde verdieping, brand achteraan het pand) zorgen bij hen niet voor enige bedenking dat het gebruiken van een hoge-drukslang misschien niet de beste oplossing is. Zelfs achteraf blijven ze hun oplossing (techniek) verdedigen: uit gewoonte. Kan het feit dat ze omgevingsfactoren niet meenemen in hun besluitvorming, hen verweten worden? Misschien wel, op basis van hun ervaring zouden ze beter moeten weten. Misschien ook niet, want wordt er in het brandweeronderwijs wel aandacht besteed aan welke elementen je moet meenemen in je oordeelvorming? Of welke elementen bepalend kunnen zijn voor je beeldvorming? Misschien wel, maar niet voldoende, of is de kennis te gefragmenteerd? Hoe moet je dan een verkenning uitvoeren?
Bij defensie daarentegen wordt er vanaf de opleiding van het middenkader, de onderofficieren, sterk de nadruk gelegd op het maken van een tactische beoordeling. Op basis van de beoordelingsfactoren worden de maneuverelementen ingevuld, waardoor de bevelvoerder een plan kan maken, en duidelijke bevelen kan geven.
In oktober 2016 las ik in New Scientist een interview met Floris de Lange, die stelt dat ‘perceptie een construct van het brein is’ (Klein, 2016). Er zijn twee informatiestromen die impact hebben op onze waarnemingen. De eerste is de visuele informatiestroom van de ogen naar het brein, die binnenkomt in de visuele cortex. Dat duurt zo’n 100 tot 200 milliseconden. De tweede is een feedbackstroom, die er al voor zorgt dat er bepaalde patronen te zien zijn voor je je ogen opent. Die patronen komen overeen met je verwachtingen. Zijn het misschien de verwachtingen die ervoor zorgen dat bepaalde elementen niet opgepikt worden?