EINDWERK: Onderzoek naar het proces voor registratie van getroffenen in ziekenhuizen. | Tim Certyn

Dit onderzoek bestudeert hoe ziekenhuizen omgaan met het registreren van getroffenen tijdens noodsituaties. In het eerste deel worden de resultaten van een literatuurstudie beschreven. Er wordt onderzocht naar de context voor het registreren van getroffenen en de impact hiervan op ziekenhuizen. Er wordt ook aandacht gegeven aan de toestroom van verwanten die op zoek zijn naar informatie over hun familielid en hoe ziekenhuizen omgaan en zich voorbereiden op deze opvang. Vervolgens ligt de focus op traceren, lokaliseren en identificeren en hoe een programma zoals BITS hierbij kan bijdragen in de hulpverleningsketen. Om daarna te kijken hoe dit alles kan geïmplementeerd worden naar het uitwisselen van informatie pre-hospitaal en de intramurale werking via het ziekenhuisnoodplan om te communiceren met de overheid, andere ziekenhuizen en instanties. Tot slot benaderen we hele context vanuit de praktijk en proberen we een kritische reflectie aan het daglicht te brengen.
Het voorbereidend onderzoek is gestart door het lezen van de leidraad van het ziekenhuisnoodplan (FOD VVVL) en de verwijzing naar de ‘thesis’3 van mijn promotor die in de literatuurstudie vermeld stond. Hierbij waren enkele raakpunten met de theorie die uit het eigen werkveld was ontwikkeld. Namelijk dat de registratie van getroffenen op een spoed tijdens een crisissituatie steeds gepaard gaat met chaos. Zeker wanneer deze spoeddienst met een overflow aan patiënten wordt blootgesteld. De identificatie en registratie lopen vertragingen op, waardoor de lokalisatie en traceerbaarheid wordt bemoeilijkt. Tijdens langdurige situaties komen hierbij dan ook nog de zoekvragen van verwanten en daaraan gekoppelde vraag tot (meer) informatie. Dit alles heeft een enorme impact op de dagdagelijkse werking van een spoeddienst en belemmert hulpverleners om hun (levensreddende) taken uit te voeren. Onderzoek van Lynn, et al. (2006) en Bruria, et al. (2010) bevestigen ook deze theorie.
Voor het literatuuronderzoek werd er beroep gedaan op de zoekmachine van de bibliotheek Universiteit Antwerpen (Wiley, Sciencedirect, Medline en Ovid) en de databank van Google Scholar. De zoektermen die gebruikt zijn: ‘ziekenhuisnoodplan’, ‘slachtofferregistratie’, ‘registratiemethodieken’. Vervolgens is er gezocht met MeSH-termen 4 en synoniemen om tot meer resultaten te bekomen. ‘noodsituaties AND ziekenhuisnoodplan’ of, ‘noodsituaties AND slachtofferregistratie’of ‘noodsituaties AND registratiemethodieken’. Maar ook in engelstalige zoektermen zoals; ‘mass casualty incident AND emergency’ of ‘disaster managment AND emergency’ of ‘MCI AND emergency nursing’of ‘MCI AND hospital planning’. En tot slot meerdere zoektermen zoals bv. ‘education OR training AND MCI AND emergency nursing’. Om de zoektocht gerichter te stellen zijn er filters ingesteld op het jaartal tussen 2000 en 2021 en werd er enkel voor ‘full text’ of ‘review’ gekozen.


Uiteindelijk werden er 18 wetenschappelijke artikels en reviews weerhouden na het lezen van titel, abstract en conclusie. Er werden ook enkele interessante officiële richtlijnen van hulpverleningsorganisaties en boeken toegevoegd aan de bibliografie. Op deze informatie werd ook de sneeuwbalmethode toegepast om relevante literatuur te vinden. Deze thesis werd vervolgens aangevuld met enkele relevante Koninklijke Besluiten (KB) en ministeriële omzendbrieven.


Om de kwaliteit van de wetenschappelijke artikels te beoordelen werd er een CRAAP-test 5 uitgevoerd. Hierbij beoordeelt de lezer het artikel op actualiteit, relevantie, autoriteit, accuraatheid en het doel. Aan elk item wordt er een score gegeven van 1 tot en met 10, de waarde van 1 is gelijk aan ‘heel slecht’ en 10 staat voor een ‘uitstekend’ artikel. De som van ieder item geeft een maximumwaarde op 50, waarmee de lezer een selectie kan maken van artikels die voldoen om de literatuurstudie te onderbouwen. De minimumcriteria om een artikel op te nemen zijn 30 punten. Van de 18 artikels die doorheen de selectie van het lezen van het abstract en de conclusie geraakt zijn, zijn er maar 8 weerhouden geweest om opgenomen te worden in deze publicatie. Om de autoriteit of bron van informatie te controleren en de accuraatheid ofwel ‘betrouwbaarheid, waarheid en correctheid van de inhoud’, alsook het aantal keer dat een auteur in een bronvermelding is opgenomen is door Google Scholar geanalyseerd geweest. Hoe meer vermeldingen desbetreffende publicatiebron of auteur kreeg, des te hoger op deze items van de CRAAP-test men punten haalde. Relevantie en doel is moeilijker te beoordelen omdat dit eerder te maken heeft met welke nuance de lezer het artikel interpreteert en is subjectiever van classificatie. Tot slot, is actualiteit de meest lastige criterium. Aangezien een artikel al jaren oud kan zijn en daarom als niet recent of oubollig kan bestempeld worden, maar in z’n vakgebied misschien met vlag en wimpel al jarenlang torenhoog staat aangeschreven. Bij deze waren relevantie en accuraatheid een meer doorslaggevende factor om te quoteren dan actualiteit.


In het tweede deel wordt op basis van de literatuurstudie een conceptueel kader ontwikkeld wat vervolgens vertaald wordt in twee onderzoeksvragen. Het derde deel beschrijft de wijze van het onderzoek. In het vierde deel worden de onderzoeksresultaten weergegeven met daarna een vijfde deel die een besluit en bijhorende discussiepunten naar voor brengt. Tot slot worden in een zesde deel verschillende aanbevelingen gedaan.

Op de hoogte blijven over het PGRM?

Uw privacy is voor ons belangrijk. Als u graag op de hoogte blijft kan u zich registreren via de GDPR site van Campus Vesta. Na registratie krijgt u een mail toegestuurd waarin u uw keuze kan bepalen en bevestigen.